Op 3 november 2021 verdedigde Daniël Osses zijn proefschrift ‘Optimizing prostate cancer screening, detection and active surveillance by risk stratification strategies’ met goed gevolg ten overstaan van een panel van experts. Dit proefschrift kwam tot stand door een samenwerking tussen de afdelingen Urologie (promotor Prof.dr. M.J. Roobol-Bouts) en Radiologie (promotor Prof.dr. G.P. Krestin en co-promotor dr. I.G. Schoots) van het Erasmus MC, te Rotterdam.

In zijn proefschrift beschrijft Osses dat het zorgpad voor prostaatkanker helaas nog te vaak gepaard gaat met de begrippen ‘onnodig testen’, ‘overdiagnostiek’ en ‘overbehandeling’. Dit heeft invloed op de kwaliteit van leven van mannen die met dit zorgpad en de ziekte in aanraking komen. Het is belangrijk om met de juiste hulpmiddelen de juiste mannen te selecteren die profijt zullen hebben van aanvullende onderzoeken om de baten-lasten verhouding van het prostaatkankerzorgpad te verbeteren.

Het proefschrift bestaat uit twee delen. In deel I wordt de toepassing van risicostratificatie-strategieën bestudeerd op het moment van de detectie van prostaatkanker. In deel II staat de bestudering van risicostratificatie-strategieën op het moment van de start en tijdens een active surveillance beleid voor laag-risico prostaatkanker centraal. In deel I zou de toepassing van een risicostratificatie-strategie de nadelen van prostaatkankerscreening op een veilige manier kunnen reduceren zonder van invloed te zijn op de voordelen die te behalen zijn door te screenen op prostaatkanker. In deel II kan de toepassing van een risicostratificatie-strategie de nadelen van het kiezen voor onnodige directe actieve behandeling (zoals operatie of bestraling) kunnen reduceren zonder de controle over de mogelijke groei van de prostaatkanker te verliezen.

Verder toont Osses in deel I van het proefschrift aan dat het toepassen van multivariabele risicostratificatie met behulp van de Prostaatwijzer bij een verdenking op prostaatkanker in de Nederlandse eerstelijnsgezondheidszorg een aanzienlijk deel van de verwijzingen naar de tweede lijn (de uroloog in het ziekenhuis) zou kunnen worden voorkomen.

Daarnaast toont Osses in deel I van zijn proefschrift aan dat een diagnostisch zorgpad in de urologische praktijk waarbij op basis van de Prostaatwijzer het risico op prostaatkanker wordt bepaald om vervolgens alleen bij mannen met een verhoogd risico een prostaat-MRI te maken en zo nodig prostaatbiopten te verrichten, een reductie van het aantal onnodige MRI’s en prostaatbiopten kan bewerkstelligen. Dit zal vervolgens ook leiden tot een reductie van de overdiagnostiek van laag-risico prostaatkankers. Tevens is het advies van Osses om ook na het verrichten van een prostaat-MRI multivariabele-risicostratificatie te verrichten en pas daarna een besluit te nemen over het al dan niet nemen van een prostaatbiopt.

In deel II van het proefschrift beschrijft Osses dat de hedendaagse universele benadering van het active surveillance follow-up protocol voor mannen met laag-risico prostaatkanker in de meeste gevallen zou kunnen leiden tot veel onnodige vervolgonderzoeken en de daarmee gepaard gaande kosten. Risicostratificatie-strategieën die zijn gebaseerd op de uitkomst van een prostaat-MRI, eventuele radiologische veranderingen op vervolg-MRI’s en klinische patiëntkarakteristieken kunnen het aantal onnodige (herhaal)prostaatbiopten in mannen die een active surveillance beleid volgen reduceren.